BIJLAGE 7.
Overeenkomst met Rijnland bij de geheele afsluiting
van het Meer.
No, 53.
Wis WILLEM II, BIJ DE GrATIE Gons, Koning DER NEDER-
LANDEN, PRINS VAN ORANJE Nassau, Groor-HERTOG VAN
LUXEMRURG, ENZ. ENZ. ENZ.
Gezien de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken
van den 28 October 1846, n°. 119, betrekkelijk een aan hem ingezonden
Ontwerp van overeenkomst, aan te gaan tusschen de Commissie van
beheer en toezigt over de droogmaking van het Haarlemmermeer en het
Hoogheemraadschap van Rijnland, ten aanzien der regeling van de
belangen van het gemelde Hoogheemraadschap, bij de geheele afsluiting
van het voorschreven droog te maken Meer;
Den Raad van State gehoord (advies van den 1 December 1846 ‚19 DD);
Gezien het nader rapport van bovengemelden Onzen Minister van
den 5 Julij 1847, Ia, A. 3 Afdeeling;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De Commissie van beheer en toezigt over de droogmaking van het
Haarlemmermeer te magtigen, gelijk geschiedt bij dezen, tot het aangaan
der bovengemelde overeenkomst, onder uitdrukkelijk voorbehoud nog-
thans, zoo wel in het algemeen als ten opzigte van sommige in die
overeenkomst voorkomende punten en bepalingen (die tot magt en gezag
en de openbare orde betrekking hebben) van het oppertoezigt en de be-
voegdheid om daaromtrent te beschikken, welke Ons bij de Grondwet
en andere Wetten zijn opgedragen, omtrent alles wat den Waterstaat
of het openbare gezag betreft; en mitsdien onder uitdrukkelijke reserve,
dat wij niet willen geacht worden door het toestemmen in die overeen-
komst, in het minste te kort te hebben willen gedaan aan die bevoegd-
heid en dat oppertoezigt, aan welke door bijzondere overeenkomsten
niet kan worden gederogeerd.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering
dezes, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State,
tot informatie. |
’s Gravenhage, den 10 Julij 1847,
(Get.) WILLEM.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
(Get) Van RANDWTCK,