BIJLAGE 7.
OVEREENKOMST
msschen de Commissie van beheer en toezigt over de droogmaking van het
Haarlemmermeer, handelende ín naam van het Rijk der Nederlanden,
ter eonre, en het Hoogheemraadschap van Rijnland, zitting houdende binnen
de stad Leijden, na daartoe bekomen autorisatie van Hoofd-ingelanden
deszewen Lands, ter andere zijde; houdende regeling omtrent de belangen
van het Hoogheemraadschap bij eene geheele afsluiting van het droog te
maken Haarlemmermeer van den Rijnlandschen boezem, z00 aangaande
den waterstaat als de administratteve aangelegenheden van hetzelve.
19, De Afwatering.
a. De Commissie zorgt ten koste der onderneming, dat de boezem
van Rijnland, behoudens alle medewerking van Rijnland tot ontlasting
door deszelfs sluizen, gedurende de droogmaking, geen hooger stand
verkrijgt dan bet navolgende peil:
Voor de wintermaanden November, December, Januarij, Februarij
en Maart, de stand van O el 35 duim onder A. P., voor de voor- en
najaarsmaanden April, Mei, September en Oetober, de stand van 0 el
45 duim onder A. P., en voor de zomermaanden Junij, Julij en Augustus
de stand van 0 el 57 duim onder A. P.
Deze verbindtenis lijdt alleen uitzondering in zeer enkele gevallen
wanneer het blijkt dat, ten gevolge van overmagt, het niet mogelijk
geweest is, in weêrwil van alle aangewende diüigentie, dezen water-
stand te behouden.
b. Indien het IJ voor de sluizen, als onmiddellijk gevolg der droog-
making, of ten gevolge van indijkingen door het Rijk toegestaan,
mogt verlanden, zoodat de afwatering er door leed, worden tot weg-
neming daarvan de noodig geachte middelen, in overleg met het Col-
legie van Rijnland, aangewend en bekostigd door het Rijk, twintig jaren
lang na de droogmaking. Tegen het einde dier twintig jaren wordt voor
een volgend tijdvak nader in billijkheid tusschen het Rijk en Rijnland
overeengekomen.
c. De ringvaart om de droogmaking, wordt door de Commissie op de
diepte en breedte van den aanleg, zoo als bepaald is bij de bestekken,
schoon, zuiver en zonder beletselen voor den waterloop onderhouden,
tot dat de polder in particulier beheer overgegaan is.
Daarna gaat dit onderhoud op denzelfden voet aan den polder over,
en het Hoogheemraadschap van Rijnland oefent daarop evenzeer als op
den ringdijk het regt van schouw en toezigt, zoo als op andere wateren
en dijken in Rijnland.
dr
IJ