BIJLAGE 7. í
art. 1 der Wet van 22 Maart 1839, door welke regeling de oude In-
gelanden van Rijnland echter niet meer dan tegenwoordig kunnen wor-
den bezwaard; zullende het Hoogheemraadschap daarna die middelen
en werken onderhouden, in werking stellen, vermeerderen of vermin-
deren naar de behoefte, oefenende het beheer en gezag daarover uit
als over alle andere middelen van afwatering van deszelfs boezem.
7 90, Opmaling.
a. Tot uitmaling van den plas en tot drooghouding der landen,
wordt het opgemalen water, door zoodanige werktuigen en door zoo-
danig getal van ieder als noodig is op den boezem van Rijnland gestort.
b. Het soort en getal van werktuigen en derzelver daarstelling verblijft
aan de keuze van het Rijk, behoudens dat de plaatsing in overleg met
Rijnland geschiedt, opdat door het opgemalen water aan den stroom
in de vaarten, enz. of aan andere Riijnlandsche belangen zoo min moO-
gelijk nadeel worde toegebragt.
c. De uitmaling wordt, zoo lang zij tot ontlediging van den plas
dient, of tot dat de drooggemaakte landen Riijijjnlands bundergeld be-
ginnen te betalen, geheel en volkomen gestaakt en heeft geen plaats
zoodra en zoolang de boezem den stand van 2714/, daim onder A. P.
gedurende den winter, en van 57 duim gedurende den zomer of res-
pectievelijk daarboven zal bereiken; wordende de zomer hiervoor gere-
kend te zullen ingaan met den eersten April en te zullen eindigen met
den eersten October.
Indien er behoefte ontstond aan eene peilbemaling voor de werktuigen
tot drooghouding der polders benoorden den Rijn, en die ingevoerd
wierd, wordt dat maalpeil of peil voor den stilstand der molens, enz.
ook voor de werktuigen der droogmaking van het Meer verbindende.
d. Zoodra de polder drooggemaakt is, wordt dezelve beschouwd als
een polder van Rijnland benoorden den Rijn.
30, Watervoorraad.
4. De Commissie verbindt zich de noodige middelen of werken, ter
aanvoering van zoet water op den boezem bij aanhoudende droogte,
te beramen en daar te stellen, wanneer de boezemstand tot 80 Ned,
duimen onder A. P. is gedaald. Ten aanzien van den cigendoms over-
gang en het onderhoud dier werken zal tusschen de Contractanten nader
worden geconveniëerd, zoodra men met de plaats en den aard dier
werken zal bekend zijn.
‘kf
‚3